"Vriend heb de moed me te vergezellen; de weg van de wanhoop is nog lang, maar uiteindelijk zullen we een verrukkelijke wereld ontdekken waarin we aan alles wat bestaat deelachtig worden... Maar om deze wereld te bereiken is het nodig dat we ons ontdoen van al de bolsters van ons bedrieglijk bestaan. We moeten ons verzoenen met niet meer datgene te zijn waaraan we ons met zoveel hardnekkigheid vastklampen...

Wat zijn we ermee begaan om ons imago te redden, en wat al moeite getroosten we ons om niet bewust te worden dat er in wat wij schijnen te zijn niets eeuwig is. En nochtans is het geluk afhankelijk van een waarachtige eeuwigheid.

Wij moeten er ons op voorbereiden om met liefde te leren sterven door elke dag liefdevol te beleven.

De mens zal eenzaam blijven zolang hij zonder liefde is"  

(A. Bockstael)

Het bijbels zinnebeeldig verhaal waardoor de eigendunk van de mensen en hun onafhankelijkheids- waanzin gestalte krijgen, is van oudsher een opvallend boeiend inspiratiemotief geweest in de plastische kunst.
Iemand zegt « BABEL «* en plots duiken in onze verbeelding fantastische toren-evocaties op. We denken daarbij o.m. aan die van de miniaturen uit de getijdenboeken, aan die van het beroemde Breviarium Grimani (Marcus-bibliotheek Venetië) en niet het minst van al aan Pieter Breughels scheppingen (Kunsthistorisch Museum, Wenen, Boymans-van Beuningen Museum Rotterdam).
 Hebben sommige kunstenaars het thema als straf voor de hoogmoed gebeeld, andere zagen het als symbool van de vergankelijkheid van elk roekeloos pogen. Uit literaire tijdsdocumenten uit de reformatie blijkt dat de Babelverwarring allegorisch gekoppeld werd aan « de tweedracht en de confusie » door de godsdienstsecten veroozaakt.Breughels toren van Babel geïnspireerd op het massieve Romeinse Collosseum boeit vooral door zijn beklemmende materiële aanwezigheid in de ruimte, waarbij de bedrijvigheid van de bouwers op grotesk doende termieten gelijkt.                                                                 Dat een beschouwend en wijsgerig ingesteld artiest als Bockstael, die tevens een zakelijk mensenkenner is. aan het bekende thema een zowel eigentijdse als tijdeloze interpretatie gegeven heeft van de ontreddering onzer dagen, met haar naar cataclysmen leidende krachten en dat alles artistiek verantwoordt, pleit voor zijn persoonlijkheid.

 
In Bockstaels babeltoren ligt het accent op de uiterste polen van de menselijke gedrevenheid : enerzijds liefdevolle opgang naar harmonische levensverhoudingen, afglans van de ongestoorde orde van het Verloren Paradijs ; anderzijds catastrofale opmars naar waanzinnige, liefdeloze machtwellust, verkrach- tingsdrang van alle levenswaarden.
Zo is zijn Toren van Babel spiegelbeeld van een door eigendunk bezeten, zichzelf verafgodende, en door zelfgenoegzaamheid geprostitueerde mensheid ; maar ook van het geloof in de natuurlijke en bovenzinnelijke betekenis van vreugdevol schoonheidsbeleven waarvan het rijpende koren op de voorgrond, het brood en de kan op de tafel in het sprookjesdecorum en het triomferende licht, afglans zijn.  Bockstaels Toren van Babel is de synthese van zijn christelijk humanistische levensbeschouwing en is . tevens representatief voor zijn realistische, en visionaire kijk op de menselijke gedragingen 

IDEALISTISCH REALIST

A.BOCKSTAEL wordt in 1898 te Anderlecht bij Brussel geboren. In de hoofdstad loopt hij academie en heeft er als vrienden R. Magritte, surrealist (1898-1967) en de schilder V. Servranckx (1897-1965).In 1918 wordt hij als burgerlijk oorlogsgevangene in de vesting te Diest opgesloten en later in de celgevangenis te Turnhout. Na de oorlog wordt hij matroos bij de handelsvloot. Wat een verademen ! Zee, wolken, ruimte, landen en in de handelssteden de gonzende bedrijvigheid van mensen allerhande... Het heeft beslist zijn visie op de mens en de hem omringende dingen oneindig verruimd, zijn geloof in de onderlinge verbondenheid van al wat groeit en bloeit in de natuur en ; de liefde daarvoor aangevuurd. In 1934 • 1 door omgang met leidende figuren uit de kunstwereld, treedt zijn persoonlijkheid al meer en meer naar voren. In 1939 exposeert hij een paar maal te Brussel, o.m. bij G.- Van bruane, bevriend   met Paul van Ostayen, beiden destijds geestdriftige pioniers van het "internationaal kunstrenouveau. In 1940 komt Bockstael, ditmaal als krijgsgevangene, in een Duits kamp terecht. Daar schrijft hij « La Belle Journée »,uitgegeven zonder censuur bij «Edition L'Horizon Nouveau », Luik.In dit werk komt zijn door een alomvattende liefde bezielde kunst- en levensopvatting tot uiting. Ze zal in alle omstandigheden de energiebron van zijn scheppingsdrang blijven.Zowel uit het getuigenis van de schrijver als van de schilder blijkt dat Bockstael onverzettelijk gelooft dat trots de vele narigheden van het lot, het leven blijmoedig en dankbaar te beleven valt. En hij heeft het bewezen ! Uit enkele van zijn hierboven aangehaalde beschouwingen, blijkt overduidelijk dat hij geen levensvreemde dromer is, wel een idealistisch realist.Tussen 1954 en 1970 stelt hij meermaals tentoon te Brussel, Antwerpen,Luik, Stuttgart, München... Het Congrespaleis en het Museum voor Moderne Kunst te Luik bezitten werk van hem. Ook het Gemeentekrediet van België kocht een Bockstael aan. In 1969 wordt hij bekroond met de « Prix d’illustration de l'Ecole d'Àrt de Florenville » en de Vlaamse televisie wijdt een « Ten huize van... » aan hem.

Inmiddels moet Bockstael — die in de wereld van de publiciteit terecht kwam — nu hij er al 72 geworden is, nog steeds om den brode de baan op...

« In de klaarte der dagen, met de vreugde op het gelaat », al zingend ’t vrije lied om zoveel schoons dat te ervaren valt. Naar het woord van Augustinus zijn er twee energieën in de menselijke ziel : een actieve en een beschouwende. De ene stimuleert het handelen, door de andere bereikt men zijn doel. Zo gezien en op Bockstael toegepast, zet de eerste hem tot schilderen en schrijven aan ; door de tweede voltooit hij zijn zending, die verder reikt dan een artiestencarrière. Wat Bockstael al schilderend van de verborgen en ervaarbare levenszin te achterhalen en artistiek uit te spreken weet, is voor alles gestalte van de door zijn schoonheidsbeleven getransfigureerde realiteit.

Uiteraard van de stijlkundige eigenschappen van zijn werk menen sommige critici hem bij de surrealisten of bij de naïeven te moeten onderbrengen. Wat die verwantschap met de naïeven betreft slechts dit: ze bezitten vaak de gaven van het zienerschap en die van de absolute eerlijkheid. De surrealisten echter — in zoverre ze eerlijk zijn en geen behendige grapjassen of perverse snoepers — zijn meestal gefrustreerden, wier opwellingen uit het onderbewustzijn hun inspiratie bepalen. Bockstael daarentegen gaat uit van een keiharde of dichterlijke werkelijkheid. Zijn beschouwingen maken het ons duidelijk : « De zon dringt in mijn kamer door, zij verlicht de muren en het brood dat op tafel ligt... in onze vreugde raken wij de tafel aan en het brood, en strelen de muren onzer woning. Mrar de zon verlicht insgelijks het gelaat van de melaatse, de in barensnood gestorven vrouw en haar nutteloos bloed. De zon verlicht het masker van de schijnheilige leugenaar, de aanmatigende tronie van de rijke en de menigte van de steden op weg naar haar werk... Haar licht glanst op het schip dat uit de mist opdoemt en de haven binnenvaart. De dageraadszon is een signaal boven het woud. Zij schittert op de boordinstrumenten van het vliegtuig, maar ook op het kanon en de mitraillette... Vriend, broeder, al deze beelden zijn waarachtige poëzie maar ook tastbare realiteit, daar de poëzie de realiteit van het leven »Bockstaels wereld is dus niet die van de surrealisten, waarin opvallend het buitennissige, het morbiede, het erotische, het ziekelijke of onbetamelijke, vaak meer beredeneerd dan onderbewust, aan bod komt.

Als idealist (dat betekent ook als ideeënschilder) heeft Bockstael wel belangstelling

voor de immer breder uitdijende en zich in de menselijke geest al dieper inwortelende Babelmentaliteit : verkrachting van de natuur, negatie van de menselijke persoonlijkheid, met als resultaat totale ontwrichting van het natuurlijke en geestelijke leefklimaat. Zijn Toren van Babel-interpretatie is er een synthese van.

                                                                                                                   Frans Mertens.

 

Getuigenissen van de Kunstenaar

« Heb erbarmen met de onzinnigen wier rijkdom ontwaardt alles wat Zij bezitten. Heb aandacht

voor de gedragingen van de grootstads- mensen, en bemin ze, want ze zijn zo grappig, zo arm, zo somber, zo verworden en hun vreugde zo weerzinwekkend. Bemin ze vooral omdat hun blik grijnst van haat en misprijzen... Aldus zijn we goed voorbereid om aan het leven een zin te geven...

Heb erbarmen met het meisje dat zich bedwelmt in de ban van de mechanische muziek. Liefde voor de miskraamvrouwen, wier gelaat druipt van het reeuwzweet... Liefde, grote liefde voor de gesneuvelde jonge man, wiens verglaasde ogen met vliegen overdekt zijn. Maar ook liefde voor de al te ijverzuchtige priester die zich verheugt in de straffen voor de zonde...

Hartstochtelijk beminnen alles wat leeft en hartstochtelijk zegenen al degenen die weten lief te hebben, en zegenen al degenen die haten en ons afwijzen.

Aan wie liefheeft openbaart de schepping al haar heerlijkheid.

                                                                                                                Albert Bockstael

Al is de kunstschilder Albert Bockstael geen echte heremiet, toch heeft hij iets gemeens met de mannen die ver van het gewoel een afgezonderd leventje willen leiden om rustig te kunnen mediteren en dromen. Het paradijs van de schilder Bockstael ligt verdoken tussen het struikgewas, de distels en de bomen nabij de Rupel te Wint- ham. Alleen dank zij een nauwkeurig getekend plannetje en Dingo, de trouwe hond van de kunstenaar, die ons op de dijk stond op te wachten, ontdekten wij het vreemdsoortigste bouwwerkje dat wij tot op heden ooit gezien hadden.

Niet zodra hebben wij ons door het dichtgroeiende struikgewas geworsteld, of de kunstenaar geeft een verklaring voor zijn afzondering in een bijna onbewoond gebied.

         Onze maatschappij is zó artificieel geworden, dat de mens behoefte heeft aan stilte en eenzaamheid om terug zichzelf te kunnen zijn.

En om die vrede te vinden trotseert Albert Bockstael elke week gedurende een drietal dagen de ontelbare muggen en de ongemakken die de moderne. Mens verleerd heeft te overwinnen. In dit bizarre en in het geel geschilderd huisje — blikken verf die eveneens aangespoeld zijn, zegt de bewoner later

          Dicht bij de Rupeloever, liggen geen leidingen voor water noch verlichting. Het water wordt in kannen meegebracht en tijdens de lange winteravonden zit de kunstenaar te mijmeren bij de open haard en bij het licht van een olie- pitje.

Als hij ons verwoed naar de zwermen muggen ziet slaan uit zelfverweer, en zijn echtgenote over de sluipende kwaal van reuma in dit vochtige gebied klaagt, dan heeft de kunstenaar zó’ de passende remedie bij de hand. Volgens hem volstaat het om al te stramme ledematen weer soepel te krijgen door wat rond te huppelen op blote voeten door de nijdige netels en distels. Iets meer doeltreffend bestaat er niet, zegt Bockstael onverstoorbaar.

Het is alleszins een vreemde ontmoeting geworden in het zonderlinge bouwwerkje dat de schilder de naam van „Tol-Nuts" gaf. De verklaring is dat het woordje tol wijst op de verplichting hier de tol aan de eenzaamheid te betalen, terwijl „nuts” herinnert aan het historische woord te Bastogne uitgesproken maar hier neen wil zeggen aan het oprukkende en gestroomlijnde comfort in onze wereld.

De schilder wil niet liever dan met rust gelaten te worden, daarom ook kan men op enkele passen van dit soort negerhut van Oom Tom voorbijlopen, zonder ze op te merken. Men moet al over het instinkt en de sluwheid van een doorwinterd woudloper beschikken om tussen bomen en gewassen dit schuiloord van de schilderende Robinson Crusoe te vinden.

Struiken hangen dicht bij elkaar over het pad dat naar „Tol-Nuts" voert. Ze sluiten nog nauwkeuriger dan een automatische garagepoort, en wanneer het lelijke eendje waarmede de kunstschilder zich verplaatst, doorheen het groene gordijn is geworsteld, schijnt het of het Winthamse oerwoud het wagentje heeft opgeslokt. Maar toch zou het verkeerd zijn te geloven dat Albert Bockstael een knorrig en slechtgeluimd man is die de mensen haat. Integendeel, hij is een zonnig man vol luimige invallen en elke onverwachte bezoeker treft in hem een praatvaardig gastheer.

RUPEL ZORGDE VOORBOUWMATERIALEN

Reeds meer dan 35 jaar doorkruist Albert Bockstael het aparte land achter de dijken van Schelde en Rupel, maar zijn atelier is nog maar sedert een 10-tal jaren geschikt om er te werken en te overnachten. Tol-Nuts is een bouwwerk dat heel wat improvisatie verraadt, terwijl het schrijnende gebrek aan aangepast bouwmateriaal onmiddellijk opvalt. Maar wanneer men het geval ziet liggen tussen de bomen en struiken die er beschermend overheen reiken, dan bezorgen de geel geschilderde muren en de glazen bovenwand de verrassing van uw leven.

- Het onderste gedeelte, zegt de gastheer, is het overblijfsel van een kippenhok. Voor het overige heb ik alles opgevist wat de Rupel aan planken, deurtjes, blikken, delen van schepen en wat er nog meer in de rivier wordt geworpen, heeft aangevoerd. De rivier is een pracht van een leverancier want ik heb er letterlijk alles in gevonden. Inderdaad, de Rupel is de kunstenaar in de loop van de jaren meer dan genadig geweest, want het water voerde niet alleen een gratis bouwpakket aan om het restantje kippenhok tot een volwaardig verblijf om te bouwen, ook voor de binneninrichting heeft de rivier haar bijdrage geleverd. En wat de tafel, stoelen en de kachel betreft, die werden dan weer bezorgd door mensen uit de streek die zelf een trapje hoger op de welvaartsladder klommen. Voor kunstschilder Albert Bockstael had het alleen maar belang dat hij gelukkig kon zijn in zijn primitief huisje, en daarom ook dat hij zijn vreugde uitschildert op de muren, en dat zowel op de binnen- als op de buitenzijde. Het is haast één groot verhaal, waarin droom, wens en werkelijkheid door elkaar zijn gehaald, maar juist daardoor de eigen wereld van de bewoner openlegt. Het is bovendien een verhaal van een man die niet naar een oppervlakkig succes streeft, die geen compromis wil sluiten, maar die als kunstenaar zijn leven in dienst stelt van de schoonheid en van zijn rijke verbeelding. Het is een lange, volgehouden geschiedenis waarvan in elke tekening en schilderij een deeltje te vinden is en die voor niemand geheimen bevatten omdat Bockstael met grote precisie schildert.

Zoals Albert Bockstael met allerlei toevallig gevonden dingen zijn wonderlijk atelier en schuiloord heeft gebouwd, zo schildert hij ook zijn voorstellingen met alles wat hij in het gewone leven observeert, zonder te vergeten er de zuiverheid van de droom aan toe te voegen. Men zou in een zeker opzicht Albert Bockstael een verre neef van de douanier Rousseau kunnen noemen, want ook hij schildert alles met de scherpte van een goed waarnemer die het belangrijke in alles ontdekt, en tevens de werkelijkheid door zijn aparte kijk op het leven en de mens een persoonlijke dimensie geeft.

Maar neemt de droom een grote plaats in de kunst van Bockstael, hij wil toch het contact met de natuur nooit verliezen. Hij bewijst het door de glazen wanden in zijn atelier, maar ook in de kleine, ingesloten hoek bij de open haard heeft hij een venster aangebracht om naar de bomen en de struiken te kunnen kijken. Zelfs in het mini-slaaphokje dat hij langs een laddertje, gemaakt van boomstammetjes, bereikt, heeft hij een raampje waardoor hij 's nachts kan uitkijken op de Rupel en de schepen kan zien voorbijvaren.

DINGEN ZIEN DIE MEN NIET MOET ZIEN...

Hoewel Albert Bockstael zich reeds in 1924 te Antwerpen vestigde en hij thans te Edegem aan de Parklaan 123 zijn woning heeft, studeerde hij aan de academie van Brussel. Hij werd immers te Anderlecht in 1898 geboren, en tijdens zijn studietijd werd hij de vriend van de inmiddels overleden kunstschilder René Magritte, wiens schilderijen miljoenen waard zijn. Toen Albert Bockstael eens exposeerde was René Magritte komen kijken en had in het gulden boek voor zijn jeugdvriend geschreven dat „Bockstael dingen ziet die een schilder niet moet zien.” waarmede hij bedoelde dat de schilder met zijn kunst de mensen de schellen van de ogen wil nemen, terwijl een schilder volgens Magritte alleen maar aan zijn kunst moet denken.

Maar Albert Bockstael voelt nu eenmaal aan dat hij een boodschap heeft te brengen. Is het verwonderlijk dat hij ook „De toren van Babel" schilderde, en op zijn manier liet zien welke verwarring er onder de mensen leeft? Deze kunstenaar die aanvankelijk exposeerde met generatiegenoten die inmiddels een grote faam verwierven, heeft ook de bedoeling om de wereld te zuiveren van het onechte en het artificiële, en daarom houdt hij de mensen de spiegel van zijn schilderijen voor.

Om zijn gedachten kracht bij te zetten toont hij ons zijn doek „De onverschilligen", waarop men het beeld van een moderne grootstad ziet, met op het voorplan de massa die als één blok onwezenlijk voortschuift. Ze merken niet eens dat midden in het asfalt een boom is uitgebroken en het wonder van de natuur toont.

Juist omdat de mensen te Wintham nog contact met de natuur hebben, kunnen ze volgens de kunstenaar nog op een echt menselijke wijze leven.

- Wat verder woont mijn vriend Frans, de boswachter. Die man windt nooit ergens doekjes om en zegt wat hem op het hart ligt, maar met hem kan men nog eens oprecht praten, terwijl men bovendien van hem heel wat kan leren over de natuur en de streek.

Trouwens de mensen hier leven nog in een grote gemeenschap en delen met elkaar het wel en wee. Ze kunnen nog zand vóór hun deur strooien en er bloemfiguren in maken. -Albert Bockstael die reeds 50 jaar kunstenaar is en in vele steden tentoonstellingen heeft gehouden, en thans bezig is met de voorbereiding van een expositie in Parijs, kan de eenvoudige dingen nog waarderen als een ongerept kind. Daarom ook dat zijn kunst niet ingewikkeld is en niet in een stijl gemaakt die de mode van het ogenblik volgt.

De taferelen die hij schildert kan elke mens rustig bekijken, en elkeen kan zijn eigen verbeelding laten kruisen met de droom en de verbeelding van de kunstenaar.

IN DE HUID VAN EEN DENKBEELDIG SCHILDER...

Albert Bockstael houdt van een pretje en kijkt daarbij niemand naar de ogen. Toen hij op een keer enkele doeken mocht inleveren bij het Ministerie, waar men zou in overweging nemen werk van hem aan te kopen, kreeg hij spoedig een berichtje dat hij alles mocht komen terughalen. Hij schreef toen een sarcastisch briefje aan de hoge heren waarin hij verklaarde dat hij de eer genoten had met zijn doeken langs de dienstuitgang het ministerie te hebben verlaten, maar dat hij ervan overtuigd was ééns langs de staatsietrap te mogen terugkeren. En toen het gedaas over de moderne kunst hem de keel begon ui te hangen en men hem overal verweet de dingen veel te precies te schilderen, maakte hij op een dag heel rustig een abstract schilderijtje en signeerde het met de denkbeeldige naam van Tassiri. Hij trok ermee naar een kunsthandelaar, zegde daar dat hij een jong kunstenaar had ontdekt en- toonde hem het werkje van Tassiri. De handelaar trok een geleerd-gezicht en vroeg of hij het doekje in zijn zaak mocht ophangen. Enkele dagen later vroeg de kunsthandelaar of Albert Bockstael aan Tassiri niet kon voorstellen nog andere doeken af te staan, want het bewuste werkje was aan een hoge prijs aan een verzamelaar verkocht.

Albert Bockstael heeft toen gezegd dat Tassiri inmiddels naar het buitenland was vertrokken. Voor hem was het experiment voorbij, en uiteindelijk is hij tevreden dat hij nooit rijk met zijn kunst is geworden noch grote roem heeft verworven.

- Zo ik rijk was geworden zou ik niet eens hier rustig hebben kunnen zitten schilderen in mijn geliefd Tol- Nuts, voegt hij er oprecht aan toe. De dromen en de werkelijkheid die Albert Bockstael in zijn bizarre hutje aan de Rupelboord op papier en doek kan brengen, zijn voor hem het belangrijkste in zijn leven. Naast kunstenaar is deze man ook een benijdenswaardig filosoof, bovendien is hij geen egoïst en legt zijn rijkdom en vreugde in zijn werk voor iedereen te kijk.

                                                                                                                    Tekst: Remi De Cnodder